De oogst van een kookresidentie

Posted Sept. 6, 2013 by Lies Declerck

Hoe valt een week huisvrouw spelen te rijmen met 'kunst'? Dat heb ik me gedurig afgevraagd. Voor ik moeder werd, beschouwde ik 'alles huishoudelijk' (koken incluis) als te banaal en te rolbevestigend om er tijd aan te verspillen. Ik heb geschreven, getekend, gefotografeerd, video-installaties gemaakt en ge'performed', tentoonstellingen geconcipieerd – en nu ik voor een kunstenaarsresidentie word uitgenodigd, ga ik… koken?! En tegelijkertijd, weet ik, klopt het. Wat me aan FoAM zo aanspreekt, is het feit dat ze 'kunst' uit zijn toegewezen 'hokje' halen en in het leven brengen. 'Levenskunst', dat klinkt soft, maar ik weet dat het hier draait om iets wat er (voor mij althans) toe doet, het is kunst die zijn relevantie hervindt. En het is niet vreemd dat voedsel in de werking van FoAM een belangrijke rol is gaan spelen. Daar knopen wij met onze residentie – in alle bescheidenheid – bij aan.

1.

Adi for Resident. Voor ik hierheen kwam, ontmoette ik een kinderboekenschrijfster die vertelde dat haar zoon één van haar boeken geïllustreerd heeft. Een kind was hij nog. Ze schreef een korte tekst over zijn tekeningen voor de uitgeverij, die hem op haar website bij de lijst van illustratoren heeft opgenomen. Evenzo neem ik Adi op sleeptouw naar deze 'familieminiresidentie'. Tweeëneenhalf is hij, zich niet bewust van zijn residentenrol en dus helemaal 'zichzelf'.

De dag voor we naar Brussel vertrekken, slaat de onzekerheid bij mij toe. Ik heb voorgesteld om een week lang samen met Adi lunch te koken voor de mensen van FoAM, uit hun bibliotheek – om hen beter te leren kennen, wie ze zijn, wat ze doen en hoe ze dat doen, en om 'en passant' van hun kookkunsten te leren. Maar ik kom van ver - niet letterlijk, al helemaal niet in vergelijking met de Australiërs die er de eerste dagen ook zijn, maar in elk geval qua kookervaring. Ik denk dat ik bijna dertig was toen ik navraag deed naar hoe je rijst kookt en vernam over het dubbele volume water dat je laat uitkoken. De laatste twee jaar heb ik zes kookboeken verzameld en zonder recept 'bak ik er nog altijd niet veel van'. Ik ben een volwassene die de grammatica van deze taal onder de knie probeert te krijgen, maar te verlegen is om er wat in te bestellen.

Maja maakt een laag tafeltje vrij, knoopt Adi een kokshort onder de oksels om (de linten legt ze over zijn schouders om de schort op zijn plaats te houden, wat maar half lukt) en samen gaan ze aan de slag boven een roestvrijstalen kom. Ze gooien er de inhoud van een zakje bakpoeder in, breken zes eieren, roeren er een kilo zachte kaas doorheen (250g geitenkaas, 250g feta, 500g platte kaas), 1,5dl zonnebloemolie en gescheurd filodeeg. Adi staat erop een houten lepel te gebruiken, maar eindigt alsnog als een gibanica-mannetje. 'A traditional pastry dish from the Balkans', lees ik op het internet – het gaat ingepakt in filodeeg veertig minuten de oven in.

Deze week lees ik, zoals voorgenomen, Cooked: A Natural History of Transformation, van Michael Pollan. Ik lees en leer over de 'cooking hypothesis', die stelt dat de Homo Sapiens er maar kon komen door het kookvuur. Door voedsel te koken, wordt een deel van de vertering voor ons gedaan en halen we meer energie uit voedsel. Het liet toe dat onze voorouders niet meer elke dag haast een dag lang moesten lopen kauwen, hun spijsverteringsstelsel kon danig inkrimpen en hun hersenvolume enorm toenemen. Ondertussen is gekookt eten in onze biologie ingeschreven en kunnen we dus niet meer zonder.

Ik lees ook over hoe de geur van geroosterd vlees (o.a.) aan noten of rijp fruit doet denken, in die zin metaforisch is, en er zijn aantrekkingskracht aan ontleent. In die geur wordt het dierlijke voedsel weer verbonden met het plantaardige; planten, zo schrijft Pollan, schakelen immers (zoog)dieren in om hun zaden te verspreiden via de geur of smaak van hun rijp fruit en dat spreekt onze zintuigen nog altijd erg aan, ook al hoeven we niet meer in die mate een beroep te doen op onze zintuigen om ons een weg te banen in een voedsellandschap dat sinds de intrede van de landbouw veel minder gecompliceerd (en gevarieerd) is.

2.

Nik wil graag de knoflooktaart uit Plenty (van Yotam Ottolenghi) eens proeven. Plenty is een van de zes kookboeken die ook in mijn keuken staan. Ik heb er al veel uit gekookt, maar nog niet deze taart. De foto met de hele knoflooktenen weerhield me, geloof ik. Ik besluit er een bitterzoete salade bij te maken, die ik al twee keer heb willen maken zonder dat het me gelukt is. Het zal me ook deze keer niet lukken.

Adi en ik gaan samen naar de markt, hier in Molenbeek. We zijn al om negen uur op pad en het is nog heerlijk rustig. De groenten- en fruitkramen verkopen zo ongeveer allemaal hetzelfde, dus van alles heerlijks, maar geen bloedsinaasappelen of granaatappels, laat staan treviso. Een Siciliaan verkoopt wel heerlijke ricotta – de kaas ligt bij kilo's op zijn plooitafeltje – en doet hevig gesticulerend zijn beklag over het gedrag van zijn landgenoten – ze willen geen belastingen betalen en hopen het vuil op of storten het voor het huis van de burgemeester – en over de hitte daar – je kunt er met je blote voeten niet op het strand lopen, zo heet. Hij komt er net van terug. Adi is vooral onder de indruk van alle politieauto's en -combi's die aan de achterkant van het politiekantoor geparkeerd staan.

Rasa en haar zoon Faust komen aan. Er wordt vergaderd en terwijl ik mee aan tafel zit en luister, pel ik sinaasappelschijfjes en knoflooktenen. Michael Pollan heeft het over de drie P's van koken: 'patience', 'presence' en 'practice' – en in tegenstelling tot hem heb ik met de eerste twee weinig problemen, ik ben altijd al veel meer zen geweest dan hyperkineet, maar de laatste 'p' (van 'practice') ontbreekt me des te meer. Ik heb helemaal niet goed uitgerekend hoeveel tijd het koken me zou kosten en ben hem bij het pellen bepaald uit het oog verloren. Opeens is de tijdsnood dus te groot om zelf de salade nog te maken – Rasa improviseert met veel plezier mijn ingrediënten bij elkaar – en komt de taart pas om halftwee op tafel.

De salade is lekker en, kijk, ook de taart is lekker. Het voelt alsof mijn residentie pas nu begint. Het gevoel van tijdens het marktflaneren keert weer: ik heb er zin in. En een idee voor een nieuwe maaltijd krijgt vorm: dosa. Hoeveel dosa heb ik sinds ik voor het eerst in India was, al gegeten? Dosa met sambar en coconut chutney – ik vind de recepten in een boekje in de FoAM-bib, een boek uit de jaren '70 van een Indische huisvrouw: Rotis and Naans of India. Maja en Nik hebben het gekregen van de zaakvoerders van een Tibetaans restaurant in Brussel waar ze vaak gingen eten en dat zijn deuren sloot. Niet minder dan 95 recepten voor roti's staan erin verzameld. Na Adi's middagslaapje ga ik met hem naar de Pakistaanse winkel, waar ik vanmorgen al eens binnenstruinde. Ik koop 'ground rice', 'urad dal' (volgens het recept – 'urid dal', zegt de verpakking), 'tavur dal' ('toor dal' op de verpakking), 'curry leaves', 'tumarind', etc. De rijstmeel en de gepelde bruine linzen zet ik onder water voor de nacht.

Na het stuk over vuur ben ik in Pollans boek over water aan het lezen, over stoven en smoren. De structuur van een stoofpot is de wereld rond eigenlijk gelijkaardig: aromatische planten fijnsnijden, ze aanstoven in wat vet, het vlees apart bruin laten worden, alles samen in een pot doen, er vloeistof bij doen en alles net onder het kookpunt lange tijd laten sudderen. De aromatische planten 'regonialiseren' de stoofpot: een 'mirepoix' in Frankrijk (ui, wortelen, selder), 'soffritto' (letterlijk: 'undercooked') in Italië (idem, maar dan in olijfolie in plaats van in boter), 'sofrito' in Spanje (ui, look en tomaat), 'tarka' (ui en kruiden in 'ghee') in India. En naast het feit dat uien zo wereldwijd aan de basis gebruikt worden omdat het goede bestrijders van bacteriën zijn (en ze dus des te meer gebruikt worden naarmate de kok zich dichter bij de evenaar bevindt en/of de pot ook vlees bevat), leer ik ook nog over een leesscanner, die getikte tekst uit een boek zo kan inlezen en digitaal kan weergeven. Als we hem nu nog aan de praat krijgen op de computer waarop ik hier werk, dan laat ik het geparafraseer de komende dagen over aan dit heerlijke 'device', dat alle citaten in een mum van tijd in het Libarynth kan laten lopen.

3.

Het rijstmeel en de gepelde linzen hebben een nacht lang geweekt. Ik doe ze vanmorgen apart in de mixbeker en maal ze fijn. Ze gaan samen met wat tarwemeel, zout en bicarbonaat een kom in; het deeg moet zeven uur rusten. Ik haal met Adi nog uien en bonen van de winkel en zit bij terugkomst met Rasa samen om het menu voor maandag samen te stellen.

Er komen zes gasten maandag, allemaal programmatoren van een Vlaams kunstencentrum. Maja had me al verteld over 'foodpairing', het systeem waarmee je ingrediënten met elkaar combineert op basis van hun gelijkaardige moleculaire structuren. Ze geeft me een boek, The Flavor Bible, waarin je pagina's en pagina's vindt met ingrediënten en de ingrediënten waar ze goed (en soms heel verrassend) mee combineren. Rasa geeft aan dat ze bij FoAM altijd een link zoeken tussen de situatie en het eten dat gemaakt wordt. Het programmatorenteam komt om op een plek 'buitenshuis' een uitweg te vinden uit een impasse. Bovendien staat het afsluitende dag van een programma omtrent transitie te gebeuren. Daarom besluiten we – een beetje flauw misschien, maar als uitgangspunt toch handig – om donker met licht te combineren, in het eten bittere en zwarte-gedachten-verdrijvende zwarte chocolade in te brengen en alleen, of minstens toch vooral, te werken met lokale seizoensgroenten. Rasa tikt het menu uit en stuurt het me per mail door.

De lunch laten we dit keer over aan de pizza'tent' om de hoek. Adi blij. Dan maak ik coconut chutney. Dan de vulling voor de dosa. Dan de sambar. En tot slot de dosa zelf. De eerste twee dosa's mislukken. Dat hoort zo bij 'pannenkoeken', zeg ik. Maja geeft mij een spatel. De gasten druppelen binnen. Michel, die ik heb uitgenodigd en die me zelf weer uitnodigt om ook een week bij hem op residentie te gaan in Brussel, Ferdinand, Matteo, Pieter. Rasa, Nik, Maja. En Adi. Gisteravond had ik het boek gegoogeld waaruit ik nu heb gekookt. Drie commentaren stonden erbij op Amazon. Twee matig en één vernietigend: nog nooit was iets wat deze persoon uit dit boek had gemaakt, gelukt. De dosa ziet er als dosa uit, maar ik maak me zorgen over de rest. Nochtans is de vulling en chutney heel lekker en 'bijna echt'. De sambar lijkt in geen jaren op sambar en blijft zo'n beetje staan waar hij staat.

Rasa stelt voor dat ik onze residentie even toelicht. Ik heb het over generositeit en generalisten. Een genereuze generalist ben ik, vat Nik samen. Maja merkt op dat ze nog nooit dit soort residentie gehad hebben, waarbij de residenten een week lang voor hen koken. Normaal gezien is het 'the other way around' en moeten zij een week lang zorgen voor het voedsel van hun residenten. Misschien doe ik – van hun standpunt uit bekeken – dus toch iets opmerkelijks, denk ik.

4.

Maja en Nik hebben ons bij hen thuis uitgenodigd – nog altijd met het doel voor ogen om de mensen die bij FoAM betrokken zijn, beter te leren kennen. Maar eerst gaan Adi en ik naar de 'bollle' (uitgesprokken met een vette 'l' en zonder eind-n), het atomium, that is – 'the most touristy of touristic things' in Brussel. Op de gang naar onze kamer kijkt een hoog raam uit op de stad en het atomium in de verte. Sinds ik er Adi attent op heb gemaakt, vraagt hij altijd als we op die gang komen om hem op te tillen om de 'bollle' te kunnen zien. Hij heeft ze al overdag gezien en 's avonds, verlicht, en hij heeft ze ook al eens niet kunnen zien, omdat de ochtendmist nog niet opgetrokken was.

We nemen de metro en nog een. Adi is diep onder de indruk van alle trams en van die ene politie-auto die in de buurt van het atomium geparkeerd staat, minstens zo diep onder de indruk als van het atomium zelf.

Maja heeft voor ons gekookt. Ze was van plan om 's morgens nog extra spullen in te slaan, maar het hield niet op met regenen. De ingrediënten zijn dus samengeraapt uit keukenkasten en koelkast. Er is gegrilde courgette, gebakken tofu met olijven in verwerkt, fijngeraspte rode biet, bloemkool "fritters" met mayonaise, aardappelpuree met olijfolie. Nik tracht tijdens het koken met Adi het rookpistool aan de praat te krijgen om zongedroogde tomaten mee te roken, maar het ding is teveel afgepeigerd tijdens een urenlange workshop met kinderen en doet het niet meer.

Op de terugtocht koop ik nog spullen voor de lunch op maandag en loop ik een aantal keer te mijmeren over een Duitse vrouw die al achttien jaar zonder geld leeft. Ze heeft met haar verhaal een aantal maanden geleden grote indruk op mij gemaakt. Haar verhaal gaat over geven, van 'ganser harte' geven, in het volle vertrouwen dat je zult krijgen, zonder een wedergift te verwachten van degene aan wie je zelf geeft.

Terwijl Adi aan het spelen is, ruim ik de keuken op van het Indische maal van de dag ervoor. De rode linzen waren overgekookt en een derde van het fornuis zit onder de gele troep. En zoals met poetsen het geval is, kan ik – eens ik eindelijk ben begonnen – maar moeilijk stoppen. Ik loop verder met mijn lap en laat hem over de vaatwasmachine gaan, de gootsteen, het werkblad. Ik veronderstel dat poetsen zowat als de antipode van al wat kunst is wordt beschouwd. De repetitieve routine versus het creatieve brein. Zizek zei in een commentaar op de minutenlange poetsscène in Hitchcock's Psycho dat mensen meer voldoening halen uit 'orde op zaken stellen' dan uit artistieke schepping.

Ik laat mijn gepoets weliswaar zonder veel moeite niet uit de hand lopen. Ik lees voort in Cooked. Maja heeft haar exemplaar al bijna uit. Het lag op de salontafel bij haar thuis en stak vol kleine gele post-its. "Zo doe je dat", zei ik, "om niet in je boek te onderstrepen, zoals ik gewoon ben te doen!" Ik las de zin die bij de eerste post-it hoorde. Het was de eerste zin die ik zelf in the Libarynth heb ingegeven: 'Above all else, what I found in the kitchen is that cooking connects.'

5.

We zijn vandaag uitgenodigd bij Rasa, haar man Pieter en hun kinderen Jura en Faust. Elk van hen hebben we al ontmoet in FoAM's studio, maar vandaag zoeken we ze op in hun thuisbasis. We nemen de trein naar Edingen. Er wordt haast alleen Frans gesproken door onze medepassagiers. We gaan naar een stukje België waar we eerder nog niet kwamen. Pieter komt ons oppikken aan het station en brengt ons naar hun huis. De gevel gaat schuil achter 'een muur van' frisgroene klimop. En dan zien we het geschilderde bord: Villa Karavanov. Villa Kakelbont, denk ik meteen. En Pipi Langkous. Naarmate ik het huis meer ontdek, zal ik die namiddag ook steeds vaker aan Pipi Langkous moeten denken.

Rasa en Pieter hebben nog gasten, Meindert en Thomas, uit Nederland. We schuiven allemaal aan aan de tafel en eten een voorgerecht met paddenstoelen en kaas, een salade met peer en een kaassoufflé. Met dat laatste doen we recht aan onze 'top drie ingrediënten' van de eerste twee dagen van onze residentie: kaas, kaas en eieren. Later zal Rasa, eerst in een boek en dan op het internet, de paddenstoelen opzoeken – ze heeft ze zelf in een Litouws bos geplukt, maar wil even nagaan of ze eigenlijk wel eetbaar zijn. De nonchalance waarmee hier paddenstoelen worden geserveerd, bevalt me zeer. En het hele huis is volgeladen met tweedehandsspullen – ook dat bevalt me, het verrast me ook. Rasa zegt me dat de kinderen van het dorp hier erg graag op bezoek komen; hier maakt het niet uit als iets stuk gaat. Pipi Langkous, denk ik. De kinderen kunnen hier spelen, zonder zorgen om spullen.

In de tuin zijn Faust en Thomas in een boomhut in de weer. Er staan inderhaast in elkaar geschroefde banken en tafels. Rasa, Pieter en ik zitten in comfortabele (tweedehandse) stoelen en drinken rode wijn en appelcider. De zon breekt door. Adi geeft de kippen eten en Rasa plukt met hem kerstomaten. In groentebakken – die hoog zijn gemaakt, zodat haar rug niet teveel belast wordt door het bukken – zie ik onder andere de rode bieten groot boven de grond uit komen. En ik zie iets waarvan ik pas de volgende dag zal weten dat het Oost-Indische kers is – nasturtium, zegt Rasa.

6.

Op de vooravond van het 'food pairing'-koken met Rasa bedenk ik dat de bruine bonen waarschijnlijk een nacht moeten weken. Ik kom mijn bed uit, check het internet in de bibliotheek en vind het recept voor een Mexicaanse bruine bonensoep. De bonen moet inderdaad weken. We zouden zonder recept koken, maar ik laat het toch maar openstaan. Op onze ingrediëntenlijst voor de soep stonden: wortelen, selder, look, chili, zure room en bruine bonen. Ik doe er het sinaasappelsap van het recept bij en Rasa voegt er later die ochtend ook nog zwarte chocolade aan toe.

Rasa komt als afgesproken om elf uur aan, met het 'brood van Charli'. Faust en Jura zijn er ook bij. Maja heeft Jura blijkbaar de dag ervoor per mail gevraagd om op Adi te passen. Ze neemt haar taak ter harte en Adi laat zich gewillig meetronen. Rasa heeft thuis al rode bieten gestoomd. Ze heeft ook netels en Oost-Indische kers meegenomen uit haar tuin. Ze gaat meteen aan de slag, heel gedecideerd en efficiënt.

Ik ben onzeker over de soep (Rasa proeft, zegt dat ie goed is, voegt er veel zout aan toe en op mijn vraag de chili), ik ben onzeker over de aubergines (Rasa beaamt dat er zout op moet, omdat ze een toxische stof bevatten die het zout eruit haalt), ik ben onzeker over de gekookte linzen die ik op vrijdag niet in de sambar heb gebruikt en in twee bokalen in de koelkast heb bewaard ("Die kun je zeker gebruiken!", roept Rasa uit), ik ben onzeker over de currybladeren die ik in de vijzel heb gedaan ("De helft is meer dan genoeg", zegt Rasa en daarmee is ze mijn vraag voor). En terwijl Rasa een 'spread' met rode bieten maakt en één met netels, een dessert met zure room, met stevia ingekookte rode bessen en zwarte chocolade en nog één met gebakken maïs waarover ze met een pipet een streepje gesmolten chocolade trekt, stoof ik de courgettes en aubergines voor de salade en voorts de uien, wortelen en selder voor de 'spread' met preischeuten. De kleine komkommers die Rasa twee dagen ervoor in een kom water met citroen, chili en munt had gezet, zijn gefermenteerd.

Ik voel mij zoals vaker de afgelopen dagen een echte kluns en tegelijkertijd geniet ik van het samen met Rasa koken. Ik hou van de 'panache' waarmee ze al mijn brouwsels van veel zout voorziet en alles fijn op bordjes en schaaltjes schikt. Haar culinaire durf werkt aanstekelijk. “Het ziet er kleurrijk uit”, zegt ze. En ja, ze heeft gelijk. De tafel ziet er goed uit. Als de gasten hun soepkommen leeglepelen, duik ik toch achter Adi, die op mijn schoot kleine lepeltjes soep op de rand van het bord voor hem legt. Is die soep niet te zwaar, niet te bonerig, niet te pikant? Rasa zit naast mij, met rechte rug, ze vindt duidelijk nog steeds dat de tafel er goed uitziet. Dus als Maja zegt: "Gefeliciteerd, Lies!", knik ik licht, maar onmiskenbaar, naar Rasa en voegt Maja eraan toe: "En Rasa!"

En eigenlijk vind ik deze maaltijd de geschikte finale van onze residentie. Voor het eerst heb ik geïmproviseerd met een zekere kennis van zaken, d.i. met behulp van de smakenbijbel uit FoAM's bibliotheek en samen met Rasa, die qua ervaring en lef met jaren voorsprong mijn meerdere is. Voor het eerst ook heb ik gekookt voor mensen die ik eigenlijk helemaal niet ken. De verschillende gerechten zagen er samen inderdaad goed uit en ze smaakten ook, jazeker. Als ik Adi in bed heb gestopt, maak ik eindelijk een bord voor mezelf – de rest is dan al het dessert aan het opeten. "Wat vind je het lekkerst?", vraagt Rasa. "De rode bieten en de netels", zeg ik. "En de sla met aubergines en courgettes".

7.

En dan is het tijd om naar huis te vertrekken. Maja, Nik en Rasa, Adi en ik, sluiten de residentie af in het salon, met een glas wijn erbij. Het is intens geweest, althans, zo voelt het voor mij. Adi – en ik evalueer in zijn plaats – heeft zich vanaf de eerste dag helemaal op zijn gemak gevoeld. Adi heb ik de afgelopen week echt zien groeien. Dat is toch wel heel opmerkelijk. Hij heeft echt déél uitgemaakt van deze residentie. Ik had hem bij een voorbereidende vergadering getypeerd als een tof kind, dat weliswaar tijd nodig heeft om zich in een situatie te 'gooien', van nature een observator en voorzichtig, iemand die wil weten waar hij aan toe is voor hij ergens aan begint. Hier, bij FoAM, heeft hij het vertrouwen als het ware meteen uit de lucht geplukt. Maja noemde hij af en toe 'mama' en hij heeft met haar getekend, (luid!) gezongen en door de studio gerend. Rasa heeft hij kilo's 'pagetti' (lees: spaghetti) en 'la' (lees: sla) geserveerd. Ik heb Adi ook meegemaakt in een groep waaraan hij geen vertrouwen gaf, waardoor hij niet van mij weg te slaan was en mij letterlijk op de huid zat. Hier – en daarmee wordt de naam 'FoAM' alle eer aangedaan – zat er lucht in het deeg. Ik was er en Maja, Nik en Rasa vaak, en Rasa's gezinsleden en FoAM's gasten en daartussen bewoog zich soepel en als vanzelf een tweejarig kind.

Ikzelf werd geplaagd door onzekerheid, dat mag ook blijken uit de notities hierboven. Het kostte mij ook even om haar te kunnen plaatsen (ik schrijf dit stuk een week na het eind van de residentie). Nu denk ik dat ze (vooral) werd veroorzaakt door de angst van het 'niet-(artistiek)-genoeg'. Hoe valt een week huisvrouw spelen te rijmen met 'kunst'? Dat heb ik me gedurig afgevraagd. Voor ik moeder werd, beschouwde ik 'alles huishoudelijk' (koken incluis) als te banaal en te rolbevestigend om er tijd aan te verspillen. Ik heb geschreven, getekend, gefotografeerd, video-installaties gemaakt en ge'performed', tentoonstellingen geconcipieerd – en nu ik voor een kunstenaarsresidentie word uitgenodigd, ga ik… koken?! En tegelijkertijd, weet ik, klopt het. Wat me aan FoAM zo aanspreekt, is het feit dat ze 'kunst' uit zijn toegewezen 'hokje' halen en in het leven brengen. 'Levenskunst', dat klinkt soft, maar ik weet dat het hier draait om iets wat er (voor mij althans) toe doet, het is kunst die zijn relevantie hervindt. En het is niet vreemd dat voedsel in de werking van FoAM een belangrijke rol is gaan spelen. Daar knopen wij met onze residentie – in alle bescheidenheid – bij aan.

Voorts weet ik dat mijn onzekerheid ook te maken heeft met het feit dat ik voor mij onbekend terrein verken. In vergelijking met de kook- en proefervaring van Maja, Nik en Rasa ben ik een absolute beginneling. Maja drukt me op het hart dat dit is wat FoAM net betracht: mensen ondersteunen die hun vertrouwde professionele pad verlaten om hun uitzicht te verruimen (en in die zin ook minder 'monocultuur' worden en meer 'resilient'). En ik weet ook dat de onzekerheid erop duidt dat ik aan het leren ben. De blijdschap toen die dosa echt naar dosa smaakte en de coconut chutney echt naar coconut chutney was onmiskenbaar, die vrijdagavond. En, samen met Rasa, ben ik meer met mijn mond gaan koken dan met mijn ogen, meer al proevend dan al recepten volgend. En het smaakt naar meer.

Maja vraagt me wat ik in de toekomst voor FoAM kan betekenen, of ik daar meer inzicht in heb nu ik hen beter ken. Ik zeg haar dat ik zeker wil blijven helpen met teksten schrijven, vertalen, redigeren, maar dat ik ook graag wil blijven helpen met koken. De afgelopen week(-na-de-residentie) heb ik Cooked uitgelezen en Saved (van Ben Hewitt) en heb ik ook gedacht dat ik FoAM's officiële lezer wil zijn, degene die de organisatie met citaten voedt, die mee het schuim met inhoud injecteert. Ik kan ze op The Libarynth posten en misschien kunnen er lezingen en performances rond ontstaan. Dat kan.

In elk geval wil ik Maja, Rasa, Nik en Alkan bij mij thuis uitnodigen. Om ook voor Alkan, die tijdens onze residentie in Australië was, te kunnen koken; opdat ze Adi en mij door op hun beurt op ons thuisfront te komen (nog) beter leren kennen en om nog te maken wat op de lijst stond, maar wat er wegens tijdsnood niet van gekomen is: een zuurdesembrood en (niet-denkbeeldige) spaghetti. Daarvoor staan twee recepten op het einde van Cooked, een boek dat sinds onze residentie nu ook in de bibliotheek van FoAM is opgenomen.